Het ree (Capreolus capreolus) was in 2018 het DWHC speerpuntdier, wat inhoudt dat er dan extra aandacht is voor het binnenhalen en onderzoeken van reeën. In totaal zijn in 2018 34 reeën bij het DWHC onderzocht. De dieren kwamen uit alle provincies, behalve Groningen en Flevoland. Het betrof 22 vrouwelijke dieren (2 kalfjes, 7 jaarlingen, 13 volwassen dieren) en 12 mannelijke (4 kalfjes, 3 jaarlingen, 5 volwassen dieren). Hiervan zijn 11 dieren dood gevonden, de andere 23 waren zieke en/of stervende dieren die uit hun lijden zijn verlost.
Van de 34 onderzochte reeën hadden er 21 een matige (2) of ernstige (19) chronische longontsteking die veroorzaakt was door longwormen.
Bij reeën komen twee soorten longwormen voor: de grote longworm (Dictyocaulus eckerti) en de kleine longworm (Varestrongylus capreoli). Longwormen worden het gehele jaar door bij reeën gevonden. Als gevolg van de longontsteking ontstaat vaak een verdikte hartspierwand. Dit komt omdat door drukverhoging in de longen, de rechterzijde van het hart harder moet werken om het bloed door de longen te pompen. Vaak wordt gevraagd of er een relatie kan zijn met longwormen bij gehouden dieren. Maar de longwormen die bij reeën voorkomen, zijn andere soorten dan die bij gehouden dieren zoals runderen, schapen en paarden voorkomen.
De rode lebmaagworm (Haemonchus contortus) werd bij 7 reeën aangetoond. In tegenstelling tot de longworm, wordt de rode lebmaagworm niet het gehele jaar door gevonden. In het verleden werd deze worm hoofdzakelijk in de zomermaanden juli en augustus aangetroffen, maar tegenwoordig is de periode langer en worden besmetting gezien vanaf mei tot in oktober (website van de GDdiergezondheid).
Bij een besmetting raakt de lebmaag ontstoken en kan bloedarmoede ontstaan. Eén worm zuigt 0,05 ml bloed per dag, vandaar dat bloedarmoede ontstaat als er grote aantallen rode lebmaagwormen aanwezig zijn. Het aantal lebmaagwormen (dit wordt geschat aan de hand van een deeltelling) dat bij deze 7 reeën is aangetroffen, lag tussen de 100 en 1800 wormen per ree. De geschatte maximale aantallen per dier kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen. Bij een niet ernstige besmetting kan het bloedverlies worden gecompenseerd door de aanmaak van nieuwe bloedcellen. In het algemeen veroorzaken maagdarmwormen vaak diarree bij dieren, maar de rode lebmaagworm veroorzaakt geen diarree.
De rode lebmaagworm komt algemeen bij schapen en geiten voor. Meer informatie over de rode lebmaagworm is te vinden op de website van de GDdiergezondheid.
Van de in 2018 onderzochte reeën hadden 9 dieren een vacht/huidprobleem. Ze hadden kale plekken of plekken met korte, afgeschuurde haren.
Er is (nog) geen algemene oorzaak gevonden voor deze vachtproblemen. Bij een aantal reeën was duidelijk dat ze een chronische (allergische) ontsteking van de huid en het onderhuidse vetweefsel hadden, wat kan duiden op een reactie op parasieten zoals luizen, luisvliegen en/of teken. Bij één ree kon worden vastgesteld dat de kortharige en kale plekken het gevolg waren van een pokkenvirusinfectie, maar met welk pokkenvirus is onbekend. Het pokkenvirus is een familie bestaande uit 38 verschillende pokkenvirussen. Het pokkenvirus dat bij het ree werd gevonden, kon niet in één van de bestaande groepen van pokkenvirussen worden ingedeeld.
Bij twee reeën werd een tumor aangetroffen. Het ene ree had een goedaardig tumor in zijn bek, het andere dier had een borstknobbel die was veroorzaakt door zweetklierkanker.
Daarnaast werden verschillende ontstekingen gevonden, zoals een bacteriële longontsteking door Trueperella pyogenes (1 ree) en een door leverbot (Fasciola hepatica) veroorzaakte hevige chronische galgang- en leverontsteking (1 ree). Ook werden hersenontsteking (bij 2 reeën) en hartontsteking (bij 4 reeën) waargenomen, maar kon de achterliggende oorzaak niet worden achterhaald.
Ook de oorzaak van (hevige) diarree en darmontsteking bij 3 dieren kon niet worden achterhaald.
Een overzichtstabel van aangetroffen aandoeningen is opgenomen in het jaarrapport 2018, paragraaf 3.2.