Op deze pagina staat eerst algemene informatie over de ziekte. Door te klikken op de groene balk, wordt de onderliggende tekst zichtbaar.
De nieuwsberichten, DWHC-onderzoeksresultaten, documenten en literatuur die betrekking hebben op deze ziekte en die op de DWHC-website te vinden zijn, staan onder de algemene informatie weergegeven.
De wasberenspoelworm Baylisascaris procyonis is een rondworm die bij wasberen en andere wasbeerachtigen in de darm voorkomt.
De cyclus van de wasberenspoelworm kan zowel met als zonder tussengastheren verlopen, zie ook de info bij ‘gevoelige diersoorten’.
Bij de cyclus van spoelwormen wordt in de literatuur in plaats van eindgastheer de term ‘latente gastheer’ gebruikt en voor tussengasstheer de term ‘paratenische gastheer’. Paratenische gastheren fungeren slechts als vector en zijn dus eigenlijk ‘overbodige’ tussengastheren. Ook zonder deze bijzondere vorm van tussengastheer kan de cyclus zich voltooien, zoals bij de wasberenspoelworm het geval is.
Wasberen en andere wasbeerachtigen zijn de natuurlijke eindgastheren.
De wasbeer is de natuurlijke eindgastheer voor deze spoelworm, maar in Amerika treedt ook de hond in toenemende mate op als eindgastheer. Bij de eindgastheer kan de spoelworm zich ontwikkelen tot het volwassen stadium dat eieren uitscheidt. Een besmette wasbeer kan miljoenen eitjes per dag uitscheiden, welke, onder gunstige, vochtige omstandigheden jaren infectieus kunnen blijven. De eitjes zijn met het blote oog niet te zien. In de met de faeces uitgescheiden eitjes, ontwikkelen zich de larven tot het besmettelijke tweede larvestadium. Dit stadium (eitje met besmettelijke larven), wordt aangeduid met geëmbryoneerd eitje.
Van meer dan 100 diersoorten, zowel zoogdieren als vogels, is bekend dat ze door geëmbryoneerde eitjes (eitje met besmettelijke larven) van de wasberenspoelworm geïnfecteerd kunnen worden.
Tussengastheren zijn met name kleine vogels en zoogdieren (met name knaagdieren) die besmet raken als ze foerageren in de omgeving van latrines van wasberen. Sommige dieren zoeken zelfs bewust wasbeerlatrines op, om de niet-verteerde zaden uit de faeces op te eten.
Eenmaal opgenomen door de tussengastheer, kruipt de larve door de darmwand, verplaatst zich vervolgens naar andere plekken in het lichaam (de zogenaamde larva migrans), en nestelt zich onder andere in het centraal zenuwstelsel (hersenen) en de ogen (Maas et al. 2014). De larven kunnen, afhankelijk van de grootte en het aantal, in het bijzonder in de hersenen, voor ernstige problemen zorgen die ook fataal kunnen zijn.
Een wasbeer kan zich op twee manieren besmetten: zowel door het binnenkrijgen van geëmbryoneerde eitjes, als door het eten van besmette tussengastheren. Bij wasberen verloopt een infectie meestal zonder gezondheidsproblemen.
Mensen kunnen de eitjes van de spoelworm binnen krijgen door contact met uitwerpselen van wasberen en/of eitjes die zich op de vacht bevinden.
Pak (dode) wasberen alleen op met wegwerphandschoenen en mijd wasberenlatrines. Omdat eitjes jaren infectieus kunnen blijven, vormen de latrines een belangrijke, langdurige bron van besmetting.
Geen berichten gevonden.